Niets doen is geen optie
Merlijn Stoffels reist namens het Nederlandse Rode Kruis af naar Syrië. Hij spreekt met hulpverleners die dag in, dag uit levensreddende hulp verlenen aan de miljoenen mannen, vrouwen en kinderen die slachtoffer zijn van het gruwelijke geweld in hun land. Lees hieronder het derde deel van zijn blog.
Blog 23 april 2013
Files overal in Damascus. De meeste wegen zijn afgesloten met wegversperringen. Al het verkeer moet door de paar straten die nog open zijn.
We zijn onderweg naar de ambulancepost van de Syrische Rode Halve Maan, Zhahira. Deze ambulancepost hebben we vorig jaar ook bezocht. De situatie is totaal veranderd, vertellen de vrijwilligers. Toen reden de ambulances nog af en aan naar omliggende steden, zoals Homs en Idlib om collega’s te ondersteunen als er teveel gewonden waren. Nu is dat door het grote aantal wegversperringen niet meer mogelijk. Vanuit dit crisis centrum bedienen ze nu alleen Damascus en de buitenwijken van de stad, waar ze hun handen aan vol hebben.
De verhalen van de vrijwilligers zijn niet optimistisch. De gebieden waar zwaar gevochten wordt , zijn moeilijk te bereiken. Als het echt niet anders kan, geven ze telefonisch instructies hoe ze de gewonden moeten worden geholpen. Veel mensen sterven onnodig.
Toestemming van de strijdende partijen is geen garantie voor veiligheid van de vrijwilligers. Vorige week nog werd een ambulance inclusief verpleegkundigen en artsen aangehouden en mochten niet meer weg. Na onderhandelingen werden ze vrijgelaten. De ambulance moesten ze achterlaten.
Iedere hulpverlener die we spreken zit vol met gruwelijke verhalen en voorbeelden van levensbedreigende situaties voor henzelf. Zo heeft vorige week een andere hulpverlener uren onder een ambulance gelegen om te voorkomen dat hij zou worden geraakt. En 14 collega’s van hem lagen elders in de straat achter een hokje, onder een andere auto of waar dan ook beschutting was. Vier uur later konden ze vertrekken. Voor zijn ogen zag hij mensen doodgeschoten worden.Vandaag kwam de melding binnen dat de ambulance was gesignaleerd met gewapende mannen aan boord. SARC waarschuwde vervolgens in een persverklaring dat deze ambulance niet meer in bezit is van SARC. Verwarring hierover is levensgevaarlijk. Hulpverleners lopen daardoor het risico onderdeel te worden van de strijd en te worden beschoten.
Het team was opgeroepen om tientallen lichamen te bergen. Sommigen lager er al bijna drie weken. Uiteindelijk mochten ze toch weg. Ze namen de lichamen mee en vertrokken. Ik had niet verwacht dat ik dat zou overleven, besloot de vrijwilliger zijn verhaal.
Tijdens ons gesprek gaat het alarm, het teken dat er een noodgeval is. De vrijwilligers rennen naar beneden. Vanuit de ambulance meldkamer, op de negende etage met uitzicht over de stad, zie ik de ambulance met zwaailichten en loeiende sirenes vertrekken. Op verschillende plekken zie ik rookpluimen omhoog komen.
Buiten kijk ik naar foto’s van begrafenissen van hulpverleners. Ik bedenk me dat de mensen die ik vandaag heb gesproken de volgenden kunnen zijn. Tijdens deze laatste avond van ons bezoek aan Syrië horen we opnieuw veel knallen. Dit keer dichterbij. Geen mortier geschut, maar helikopters die beschietingen uitvoeren. In bed besef ik me dat bij elke knal weer Syriërs gewond raken en dood gaan en dat onze hulpverleners erbij zijn. Met een knoop in mijn buik ga ik slapen.
Blog 24 april 2013 – ochtend
Op de valreep nog een bezoek aan de collega’s van het Internationale Rode Kruis (ICRC) voordat we vertrekken uit Syrië. De hulpverleners zijn getraind om in de meest gevaarlijke situaties in oorlogsgebieden te werken.
Als we aan komen lopen staat een colonne Rode Kruis auto’s met logo’s en vlaggen klaar om te vertrekken. Een indrukwekkend gezicht. De hulpverleners laden de laatste hulpgoederen in. Ze gaan vandaag een bezoek brengen aan Zakyah en Der Ghabia waar de afgelopen dagen flink gevochten is. Zo’n 30.000 mensen uit deze steden zijn naar het nabijgelegen Al Kiswah gevlucht. In die stad zaten al 40.000 vluchtelingen. Het team gaat kijken wat er nodig is in de steden en hulpgoederen brengen.
Binnen worden we bijgepraat over het werk van het Rode Kruis. Ze vertellen me dat de vrachtwagens af en aan rijden over frontlinies naar oppositiegebieden, maar ook in de regeringsgebieden. Overal zijn de noden gigantisch. Alleen in Damascus en “Rural Damascus” zijn al 1.5 miljoen vluchtelingen.
De hulpverleners tekenen voor ons op de landkaart van Syrië wie waar aan de macht is. Wat opvalt is dat er geen duidelijke grens is tussen beide gebieden. De meeste steden zijn in handen van de regering Assad. De gebieden daaromheen in handen van de oppositie. Met de groene stift tekent de Rode Kruis collega rondjes op de kaart. Dat zijn oppositie gebieden midden in regeringsgebied.
Als konvooien bijvoorbeeld naar Aleppo willen om hulpgoederen uit te delen, moeten ze steeds weer ‘grenzen’ oversteken. Daarvoor is toestemming van alle strijdende partijen nodig. Geen makkelijke opgave als je je bedenkt dat er tientallen, zelfs honderden groepen zijn waarmee je in de hulpverlening te maken krijgt als je door het land reist.
Trots
De hulpgoederen worden vervoerd naar de 86 kantoren van de Syrische Rode Halve Maan en van die opslagplaatsen verspreid over de rest van het land. De 11.000 vrijwilligers registreren de vluchtelingen en delen de hulpgoederen uit. Overigens niet alleen van het Rode Kruis, maar ook van bijvoorbeeld Unicef en andere hulporganisaties. Een enorme operatie en een geoliede machine, waarbij politieke voorkeur en afkomst geen rol spelen. Iets om trots op te zijn, vind ik.
Het is tijd om terug te keren naar Libanon en morgen naar Nederland. Het klinkt misschien gek, maar ik ben een beetje bedroefd om weg te gaan. Zoveel te doen hier. Mijn handen jeuken om te blijven en echt te gaan helpen. Ik mag van de directeur van de Syrische Rode Halve Maan alleen blijven als ik met de hand drie vrachtwagens met hulpgoederen kan lossen. Die uitdaging sla ik maar even af.
Niets doen is geen optie
Ik weet ook dat mijn taak niet hier ligt, maar in Nederland om de mensen te overtuigen van het drama dat zich afspeelt in Syrië. Het geld dat we hebben gekregen via de Giro 555-actie Help slachtoffers Syrië heeft het Rode Kruis nu al volledig uitgegeven. Er zijn nog miljoenen en miljoenen euro’s nodig.
Na deze reis kan ik niet anders dan de conclusie trekken dat we de slachtoffers van het geweld, die niet gevraagd hebben om dit conflict, moeten helpen. We moeten voorkomen dat deze catastrofe nog meer slachtoffers gaat eisen. De Syriërs verdienen een steun in de rug in deze zwarte periode in hun leven. Aangekomen in Beirut staat mijn telefoon geen moment stil. Allemaal journalisten die ons verhaal willen horen. We bijten de spits af bij Paul de Leeuw zaterdagavond.
Gelukkig zijn we niet de enige die zien dat het hier totaal uit de hand loopt en dat niets doen geen optie is. Ineens realiseer ik me hoe rustig het hier is, geen geluid van mortiergranaten. Ik voel een spanning van me afglijden en besef dat miljoenen Syriërs niet de kans hebben de dagelijkse angst te ontvluchten.
Wat rest is het antwoord op de vraag die ik mezelf stelde toen ik vertrok naar Syrië. Is er nog wat over van de stille kracht van de Syriërs, de gedrevenheid en gastvrijheid. Ik kan deze vraag niet anders beantwoorden dan met een volmondig: ja.
Nieuwsoverzicht