Overleven in vluchtelingenkamp Dadaab, Kenia
De uitgestrekte overvolle vluchtelingenkampen in Dadaab aan de Keniaans-Somalische grens zijn uitgegroeid tot de grootste vluchtelingenkampen ter wereld en het einde van deze groei is nog lang niet in zicht. Hoe proberen vrouwen, mannen en kinderen hier te overleven?
Overvol vluchtelingenkamp
In de vluchtelingenkampen in Dadaab (met de namen Dagahaley, Ifo en Hagadera) arriveren dagelijks naar schatting 1.300 mensen op zoek naar bescherming, eten en water. De kampen bestaan al sinds het uitbreken van de burgeroorlog in Somalië in 1992 en kunnen eigenlijk maar 90.000 mensen huisvesten en niet ongeveer 400.000, zoals nu het geval is.
Het verhaal van Ibdio
Ibdio’s leven was al zwaar voordat ze naar Dadaab kwam. Op haar elfde beviel ze van haar eerste kind. Nu is ze een 25-jarige, alleenstaande moeder van drie zonen. Ibdio, haar moeder en kinderen zijn ongeveer tien dagen geleden in Dadaab aangekomen en vonden uiteindelijk een plek in kamp Dagahaley. Door honger en angst gedreven verlieten ze Dinsor in Somalië. Hun verhaal lijkt op dat van alle andere vluchtelingen, 40.000 in totaal, die sinds begin juni naar Dadaab zijn gekomen. Ibdio’s man heeft een week voor vertrek het gezin in de steek gelaten. De twee nog levende koeien heeft hij meegenomen. “Door de droogte gingen onze dieren dood en daardoor is hij gek geworden,” denkt Ibdio.
De zware toch naar het vluchtelingenkamp
De familie heeft vijftien dagen over de tocht naar Dadaab gedaan en de reis was zwaar en gevaarlijk. De eerste 120 kilometer konden ze nog met een auto afleggen, maar toen die kapot ging moesten ze lopen. Onderweg zag Ibdio hoe ouders hun kinderen begroeven of andersom en ze was constant bang dat dit ook haar zou overkomen. “Met een vrachtwagen zijn we vervolgens naar Dhobley gegaan, aan de grens met Kenia. Daar moesten we al onze bezittingen achterlaten.”
De eerste opvang in het vluchtelingenkamp
“We zijn hoopvol uit Somalië vertrokken. Hoop gaf ons de kracht om door te gaan, maar nu we hier zijn weten we niet wat we moeten doen. Hier hebben we niets,” zegt Ibdio. De jonge moeder, oma en de kinderen krijgen in het kamp wat maïs, olie en meel waarmee ze drie weken moeten doen. Het is niet genoeg. Bovendien voelt Ibdio zich in Dagahaley niet veilig. ” ’s Nachts lopen hier slechte mensen rond en wilde dieren.”
De hulp van UNICEF: voeding en drinkwater
UNICEF biedt families als die van Ibdio zoveel mogelijk hulp. Niet alleen in Dadaab, maar ook in de rest van de Hoorn van Afrika. Ze bevoorraadt ziekenhuizen en voedingscentra in de vluchtelingenkampen met therapeutische voeding, waarmee de talloze ondervoede kinderen kunnen aansterken. Langs de routes die vluchtelingen nemen wordt drinkwater uitgedeeld. Tot nu toe gaat het om ongeveer 20.000 liter.
Gezondheidszorg, onderwijs en bescherming
Om de hygiënische omstandigheden in de kampen te verbeteren, deelt UNICEF samen met andere hulporganisaties jerrycans en zeep uit en geeft ze voorlichting over hygiëne. Ongeveer 70.000 kinderen zijn tot nu toe ingeënt tegen mazelen en polio.In de kampen komen 146 leercentra en klaslokalen, zodat alle vluchtelingenkinderen naar school kunnen. Daarnaast krijgen vluchtelingen informatie over de hulp die ze in de kampen kunnen krijgen, zoals onderwijs, gezondheidszorg en bescherming.
Deel van grotere hulpoperatie
Meer dan twee miljoen kinderen in de Hoorn van Afrika lijden onder de droogte. De maatregelen van UNICEF maken deel uit van een veel grotere hulpoperatie in deze regio. Met elk gered leven, met elk kind dat we kunnen beschermen, brengen we hopelijk de hoop terug in het leven van moeders als Ibdio.
16 augustus 2011, Dadaab, Kenia
Nieuwsoverzicht