Rode Kruis: “Ik kijk uit het raam en zie de zwaar getroffen stad Ormoc opdoemen”
Woordvoerder Merlijn Stoffels van Het Rode Kruis is aangekomen in Cebu. Hij vertelt ons wat hij daar aantreft.
“Met uren vertraging komen we dan eindelijk aan op het eiland Cebu. De luchthaven wordt overstelpt door vliegtuigen vol met hulpgoederen. Die gaan natuurlijk voor. Het is een van de weinige luchthavens van het gebied die open is. De rest is of gesloten of alleen open voor militaire vliegtuigen. Ons vliegtuig is overvol met collega’s werkzaam in het humanitaire veld, die allemaal willen afreizen naar het getroffen gebied. We komen om 1 uur ’s nachts aan. We rijden langs een winkel bij een benzinepomp waar we proviand inslaan voor de komende dagen: water, brood en noodles. We nemen zoveel mee als we kunnen dragen, zodat we ook nog wat kunnen uitdelen onderweg. Op het eiland is niets meer te koop, horen we. We zijn niet de enigen die aan het hamsteren zijn, de winkel doet goede zaken. Er profiteert tenminste nog iemand van deze ramp.
Dan snel naar het hotel voor een powernap, want twee uur later gaat de wekker alweer.
’s Ochtends staat er een lange rij voor de kaartverkoop bij de ferry. We zijn te laat; de ferry is al helemaal vol. Ik rij samen met een collega van het Rode Kruis op de Filipijnen, Guineviene de Jesus. Gen, noemen de collega’s haar hier. Op de een of andere manier krijgt zij alles voor elkaar. Bij elke tegenslag bedenkt ze een list; zo ook deze keer. Een camerateam komt niet opdagen en zij zorgt dat wij hun plekken mogen innemen. Met een prachtige zonsopgang vertrekken we naar het zwaar getroffen eiland Leyte. De boot ligt vol met hulpgoederen. Onderweg gaat het gesprek alleen maar over de ramp. Een vrouw vertelt ons dat ze naar Leyte gaat om haar familie te gaan zoeken. Sinds de superstorm is er geen contact meer geweest. Ze vreest het ergste.
Ik kijk uit het raam en zie de zwaar getroffen stad Ormoc opdoemen. De typhoon richtte er een spoor van vernieling aan. Veel huizen zijn verwoest, bomen liggen op de weg, elektriciteitspalen zijn als luciferhoutjes gebroken en golfplaten van daken liggen overal. In deze stad zijn 31 mensen overleden, ruim 1700 gewond geraakt en 11 mensen worden nog altijd vermist, horen we van de burgemeester op het provinciehuis dat ook zwaar getroffen is. We rijden daarna naar de Rode Kruis post van het lokale Rode Kruis. De vrijwilligers vertellen dat ze 600 gedupeerden hebben voorzien van voedsel en eerste hulp hebben verleend. Alles is nu op. Heel frustrerend, want eigenlijk zouden ze 4000 mensen per maand van voedsel moeten voorzien. Gelukkig is er wel meer hulp onderweg.
Dan gaat de telefoon. De verslaggever van Een Vandaag is in de buurt. Hij wil een interview over de hulpverlening en hoe het daarmee gaat. We doen het gesprek vlak bij de kust zodat de schade achter ons goed te zien is.
De middag gebruiken we om verhalen te horen van de slachtoffers van de ramp. Ik spreek met een moeder in de buitenwijk van Ormoc met haar twee zoons en een dochter. Haar huis is volledig uit elkaar gerukt door de storm. Ze slapen nu in een provisorische hut. Tijdens het gesprek begint het te regenen; het water lekt door het dak heen. Al onze kleren zijn nat, zegt haar 24-jarige zoon. We hebben niet eens geld voor voedsel, laat staan de materialen om het huis te herbouwen. Gister kregen ze voor het eerst een voedselpakket van het Rode Kruis. Dit kwam geen moment te vroeg, want álles was op. Ze maken zich grote zorgen over de dag van morgen, want ze weten dat er niet genoeg hulp is voor iedereen. We rijden terug naar het kantoor van het Rode Kruis, waar een maaltijd bij kaarslicht op ons wacht. Elektriciteit is er namelijk niet meer…
Nieuwsoverzicht