Uitdagingen in de hulpverlening
De hulp die SHO-deelnemers in Haïti bieden vordert, maar verloopt op sommige terreinen langzamer dan gepland. De hulpverlening vindt plaats onder zeer lastige omstandigheden.
Armoede
Haïti was al voor de aardbeving in 2010 een zeer arm land. Bouwmaterialen en gereedschappen voor de wederopbouw moeten veelal uit het buitenland komen. Dat kost tijd en geld, onder meer door tijdrovende procedures bij de douane. De aardbeving trof bovendien de dichtbevolkte hoofdstad Port-au-Prince, het bestuurlijke hart van het land. Dit belemmerde het overheidsfunctioneren, en daarmee de hulpverlening. Verder zijn er voortdurend conflicten over grond- en huiseigendomsrechten, bijvoorbeeld doordat mensen bij de aardbeving eigendomspapieren zijn kwijtgeraakt. Deze conflicten maken het bouwen van huizen niet gemakkelijk. In oktober 2010 brak daarnaast cholera uit en kort tijd later trok de orkaan Tomas over het eiland. Tot slot gaat Haïti al jarenlang gebukt onder een slecht functionerende overheid. Sterk leiderschap ontbreekt en door de zwakke economie heeft de overheid niet genoeg geld om het land weer op te bouwen. Hierdoor is Haïti nog steeds erg afhankelijkheid van buitenlandse hulp.
De opstapeling van huisafval vormt één van de grootste gezondheidsrisico’s in dichtbevolkte gebieden. Het plan om een vuilnisafvoersysteem op te zetten werd niet gerealiseerd door gebrek aan capaciteit van de lokale autoriteiten. Oxfam’s partners in de getroffen wijken realiseerden alleen op kleine en lokale schaal oplossingen voor de afvoer en verwerking van vuilnis.
Veiligheid
Direct na de ramp verliep het overleg tussen hulporganisaties en overheidsinstanties moeizaam. Later werd deze samenwerking beter en inmiddels is er regelmatig overleg binnen thematische clusters met de lokale overheid, wijkorganisaties en comités. Daardoor sluiten hulpactiviteiten steeds beter aan bij de nationale en lokale behoeften en mogelijkheden. Een blijvend probleem voor de hulpverlening is de veiligheidssituatie. Begin 2011 brak er rondom de presidentsverkiezingen politieke onrust uit. Het duurde vervolgens lang voor er een regering was gevormd. Door verkiezingsdemonstraties, gewelddadigheden en sociale onrust moesten verschillende SHO-deelnemers hun hulpoperaties soms tijdelijk staken. Zo liep het werk van Cordaid Mensen in Nood vertraging op door onrusten en blokkades rond de verkiezingsuitslag. Hulpverleners konden projectlocaties niet bezoeken en het transport van goederen werd uitgesteld.
Plannen veranderen
Het zwakke overheidsapparaat vormt ook een obstakel: nationale besluiten laten lang op zich wachten en regelgeving is vaak bureaucratisch. Wanneer besluiten wel genomen worden, kunnen deze de hulpverlening beïnvloeden. Zo was Save the Children aanvankelijk van plan om 21 tijdelijke klaslokalen te bouwen. In 2011 paste het Haïtiaanse Ministerie van Onderwijs echter haar beleid aan: in plaats van tijdelijke lokalen – met een maximale levensduur van 5 jaar – moesten er semi-permanente klaslokalen worden gebouwd. De bouw daarvan is echter duurder, zodat Save the Children minder lokalen kon bouwen. Deze lokalen zijn daarentegen wel beter bestand tegen orkanen en aardbevingen door de gebruikte materialen en constructies en gaan langer mee (15 jaar). Ook het gezamenlijke School Infrastructure Program van ICCO & Kerk in Actie en het Leger des Heils wordt geraakt door de traagheid van het zwakke overheidsapparaat. Er is na twee jaar nog steeds geen definitieve versie beschikbaar van het zogenaamde buildingscode van de scholen, waardoor deze scholen nu worden gebouwd op basis van een concept beleid. Het zou kunnen dat de gebouwen op een later moment in opdracht van de overheid bouwtechnisch aangepast moeten worden.
Het Haïti School Infrastructure Support Program wordt door ICCO & Kerk in Actie en het Leger des Heils uitgevoerd in de steden Aquin, Caillot, Desruisseaux, Fond des Negres, La Colline, Poirier en Puits Laurent.
Vooruitgang
Ondanks de moeilijke omstandigheden en de opgelopen vertragingen is er in Haïti zichtbaar vooruitgang geboekt. Meer daarover is te lezen in de vierde Rapportage die de SHO in mei 2012 uitbracht.