20 Jaar na de tsunami: reflecties van Dick Loendersloot

Twintig jaar geleden, op Tweede Kerstdag 2004, werd de wereld opgeschrikt door een van de grootste natuurrampen in de recente geschiedenis: de tsunami in Zuidoost-Azië. Miljoenen mensen werden getroffen door de verwoestende kracht van de zee, met ruim 230.000 doden tot gevolg. De impact was enorm, maar de wereld kwam in actie. Via Giro555 werd in Nederland massaal gedoneerd om noodhulp te bieden en de getroffen gebieden te ondersteunen bij wederopbouw. Nu, twintig jaar later, blikken we terug op de hulp en de lessen die we leerden. 

Voor Dick Loendersloot, werkzaam voor de organisatie Kerk in Actie, was het een keerpunt dat de tsunami niet alleen de getroffen gebieden, maar ook de wereldwijde benadering van noodhulp ingrijpend heeft veranderd. In dit artikel delen we zijn inzichten en herinneringen aan deze tragische gebeurtenis.

In het geheugen gegrift

“De tsunami staat nog steeds in het geheugen van velen gegrift.”, aldus Dick. “Het was iets heel nieuws. Mensen wisten wat aardbevingen en overstromingen waren, maar een tsunami? Dat was onbekend terrein.”

Mensen in Nederland en over de hele wereld zijn de beelden van de verwoesting en het verdriet nooit vergeten.  

Gebrek aan voorbereiding

Omdat het fenomeen nog onbekend was, waren er ook geen voorbereidende scenario’s voor tsunami’s in de hulpverleningswereld. “Zo hadden we nooit nagedacht over wat te doen na een tsunami, dat hele concept was onbekend,” zegt Dick. “We hadden scenario’s voor hulp na aardbevingen en overstromingen, maar niet voor zoiets grootschaligs als deze tsunami.” De omvang van de verwoesting vereiste niet alleen directe noodhulp, maar ook een strategische aanpak op de lange termijn om gemeenschappen opnieuw op te bouwen.

Persoonlijke impact

Dick bevond zich ten tijde van de tsunami in een heel ander gebied, namelijk in Darfur, Soedan. “Ik hoorde het nieuws pas drie dagen later. De communicatie was lastig, en ik had nog nooit van het woord ‘tsunami’ gehoord.” Ondanks de chaos voelde hij de urgentie om hulp te bieden. Twee maanden na de ramp vertrok hij van Darfur naar de getroffen gebieden in Azië. Met geld van Giro555 voerde Kerk in Actie na de ramp projecten uit in Sri Lanka, Indonesië en India.  

Bij aankomst in de getroffen gebieden ontdekte hij dat veel hulporganisaties en hun medewerkers ook zelf getroffen waren. “We waren afhankelijk van deze partnerorganisaties voor het verlenen van noodhulp, maar zij waren zelf ook zwaar getroffen: sommige organisaties waren hun kantoor verloren, bij andere organisaties waren medewerkers omgekomen en veel van hen hadden weinig ervaring met noodhulp.” Dick vervolgt: “Het was een enorme uitdaging om hen te ondersteunen. We moesten hen helpen zich om te vormen van organisaties die zich richten op vredesopbouw – er was al 30 jaar een burgeroorlog gaande in Atjeh-, waar deze partnerorganisaties in waren gespecialiseerd, naar noodhulpverlening.”

Lokale kennis cruciaal

In Sri Lanka vond ook al 20 jaar een gewapend conflict plaats, waar mensen in hun eigen land voor op de vlucht waren. De logistieke uitdagingen waren enorm. “Door de tsunami waren veel wegen en bruggen langs de kust volledig verwoest. Hele gebieden waren daardoor onbereikbaar, wat de hulpverlening bemoeilijkte. In plaats van tien kilometer, moest je soms honderden kilometers afleggen om mensen te bereiken.” Dit vergrootte de schaal van de logistieke operatie aanzienlijk. Tegelijkertijd kwam het belang van lokale kennis sterk naar voren. Hulpverleners moesten zich snel aanpassen aan de specifieke lokale context en beschikbare middelen om snel en effectief te kunnen handelen.

Nieuwe structuren

De enorme hoeveelheid geld en hulp die na de tsunami werd gemobiliseerd, versnelde de ontwikkeling van coördinatiestructuren. Hoewel er al een internationaal coördinatiesysteem bestond, bleek dit totaal ontoereikend te zijn voor de omvang van deze ramp. Dick legt uit dat het ‘clustersysteem’ van de Verenigde Naties voortkwam uit de chaos die volgde op de ramp. Dit systeem verdeelt noodhulp in elf gespecialiseerde clusters, zoals gezondheid, voedsel en onderdak, die gezamenlijk het hele noodhulppakket omvatten. “Het clustersysteem is per sector opgezet,” zegt Dick. “Daardoor konden we de hulp beter coördineren en de standaardisatie verbeteren.”

Toch verliep de implementatie niet zonder problemen. “Het was een uitdaging,” herinnert hij zich. “Mensen deden hun best, maar zonder duidelijke richtlijnen.” Het was pas na de tsunami dat er echt aandacht kwam voor het ontwikkelen van robuuste richtlijnen, zodat hulpverlening in toekomstige crises beter georganiseerd kon worden. 

Lessen voor de toekomst

De tsunami heeft niet alleen geleid tot een verbetering van de noodhulpstructuren, maar ook tot een groeiende bewustwording van de noodzaak van samenwerking tussen verschillende organisaties en overheden. “In Indonesië heeft de tsunami zelfs geleid tot een vredesakkoord tussen de overheid en lokale strijdgroepen,” zegt Dick. “Het was een onverwachte zegen, een blessing in disguise.” De samenwerking tussen de verschillende partijen is cruciaal geweest voor het herstel van de gemeenschappen en heeft het belang van inclusieve benaderingen in humanitaire hulp benadrukt.

Toch zijn er ook lessen die we nog moeten leren. “Mensen raakten afhankelijk van de hulp die zij kregen. Dit is een probleem dat we steeds onder ogen moeten zien.”, zegt Dick. Het is essentieel dat hulpverleners werken aan capaciteitsopbouw, zodat gemeenschappen veerkrachtiger worden en minder afhankelijk van externe hulp.

Reflectie en hoop

De hulp bracht ook veel ontwikkelingen. Twintig jaar na de tsunami is de impact op de levensomstandigheden in Indonesië en Sri Lanka nog steeds merkbaar. Dick merkt op: “In Atjeh en de getroffen delen in het oosten van Sri Lanka zijn de levensstandaarden niet meer gedaald naar het niveau van vóór de tsunami.” In Atjeh heeft de regio zelfs een economische bloei doorgemaakt. “Je ziet de effecten van de hulpverlening tot op de dag van vandaag. Veel mensen hebben hun eigen onderneming opgezet, en die draaien nu nog steeds.”

De tsunami van 2004 blijft een belangrijk moment in de geschiedenis van humanitaire hulp. “We moeten ons blijven herinneren dat coördinatie en samenwerking essentieel zijn in tijden van crisis,” aldus Dick. Door voortdurend te leren van ervaringen zoals deze, kunnen we de benadering van noodhulp verder verbeteren, waarbij de focus uiteindelijk ligt op wederopbouw en het bevorderen van de zelfredzaamheid van gemeenschappen.

Giro555

In totaal bracht Nederland ruim 208 miljoen euro bij elkaar voor hulp aan de slachtoffers van de tsunami. De hoogste opbrengst ooit. Met dat geld zetten de Nederlandse hulporganisaties achter Giro555 na de ramp direct een grootschalige hulpoperatie op touw. Zij beschikten over een netwerk van lokale partnerorganisaties ter plaatse die onmiddellijk aan de slag gingen met levensreddende hulp, het verzorgen van gewonden en het verstrekken van onderdak, voedsel en schoon drinkwater. Na een eerste periode van noodhulp begonnen de hulporganisaties samen met deze lokale partnerorganisaties aan de wederopbouw. In totaal is met geld van Giro555 drie jaar lang in zes verschillende landen hulp geboden. In totaal ontvingen dankzij deze Giro555-actie ongeveer drie miljoen mensen hulp.

Eindrapportage Tsunami
Download hier (PDF – 4 MB) de eind rapportage Tsunami, die in 2008 verscheen. Deze gaat in op de verleende hulp tijdens de gehele periode van hulpverlening.
Eindrapportage Tsunami

Tsunami krant 1 jaar na de ramp
Een jaar na de ramp brachten de samenwerkende hulporganisaties een ’tsunamikrant’ uit, met persoonlijke verhalen van getroffenen en informatie over de hulpverlening tot dusver:
Bekijk de krant

De samenwerkende hulporganisaties achter Giro555:

Bij uitzonderlijke rampen slaan de 10 samenwerkende hulporganisaties de handen ineen onder de naam Giro555. Zij vragen heel Nederland zich aan te sluiten om geld in te zamelen voor hulp aan slachtoffers. Want samen redden we meer levens. Meer informatie